2001 Brief 1
God,
In het jaar dat ik tachtig word op de dag dat ik zesenvijftig jaar geleden Sebastiaan mijn jawoord gaf, valt de regen met bakken uit de hemel. De voortuin staat blank net als achter het terras. Heel ongewoon, zoveel water op een dag.
Water. Ik overpeins: Wat heb ik toch met water. Dat mag ik trouwens ook wel aan U vragen: Wat had U toch met water?
Ik lees in de bijbel het scheppingsverhaal. Die zeven dagen zullen wel vele miljoenen jaren zijn geweest, zoals de wetenschap al heeft doorvorst.
Voor U Heer is tijd en eeuwigheid hetzelfde, wij mensen kennen alleen de tijd. Dus dan maar de zeven dagen. Het begon met het creëren van het uitspansel en wat daaronder was. Dat werd op de derde dag verdeeld. Ik denk niet helemaal mooi in tweeën. Zee was er wel het meeste, maar alles wat op aarde tot leven komt, moet onherroepelijk sterven bij gebrek aan water.
God, dit ontlokt me een stroom van overwegingen en lyrische ontboezemingen waar ik al heel lang mee bezig ben en er de juiste woorden niet voor vond. Ze komen nu over me in de tijd van mijn vele gedenk dagen, vreugdevolle en verdrietige, die vrijwel allen vallen rond de mijlpaal 80 en kort daarna.
Getogen aan de boorden van 's lands levensader mis ik kabbelend water op de zandgronden waar ik nu woon. Evengoed is de vervangende plensbui niet van harte welkom.
Ter wereld kom je als "het water is gebroken."
Water lessend, reinigend, zuiverend.
Water in voedsel, voedsel in water ten leven.
Water kan me zwemmend — drijvend dragen zoals het schip op de oceaan.
Water boom omsloten spiegelend ven, rimpelend meer, van de berg neerstortende waterval.
Een strand vol mensen aan een zee van flikkerende genstergolfjes. De zoete sluimergolfslag van rivieren tot de scheepsschroef ze doorboort en opstuwt naar de vlakke waterkanten. Uit water ooit bevochten opnieuw verdronken land.
Tot leven dwingende lenteregen, herfstig grauw miezerend watergordijn.
Water kristal - verdicht tot sneeuwlawine, hagelsteen. Water oerkracht, overweldigende schoonheid van op winteroever kruiend ijs. Bulderend de hoge zee, orkaankracht van de wind, water ..... het doodsbed van mijn oudste kind.
Mijn God, hoe valt het dan te rijmen dat ik niet haat, maar durend nog door zien en voelen mij door het wijde water strelen laat.
2 juli 2001
Martha