God,
Met de vakantieperiode in aantocht begon zich de schaarste in de boekenrekken van de bibliotheek al af te tekenen.
Met wat zoek-intervallen heb ik me voor deze stille periode toch aardig kunnen indekken wat voldoende lectuur betreft.
Ik heb de hitte van de zomer van 1995 gedragen in de aangename koelte van mijn zitkamer en reisde al lezend langs landen, culturen, volken en tijden.
Heerlijk! Eén roman was er bij van een Portugese schrijver, Saramago Mendoza; de titel ontschiet me nu even.
Het verhaal speelde in Portugal ten tijde van de inquisitie, het absolute koningschap en de totale horigheid van het volk aan koning en kerk. Een jongeman, Baltasar Zeven Zonnen, komt terug uit een bloedige oorlog. Zijn linkerhand is hem afgehouwen. De stomp van zijn arm genas wonderwel en Baltasar mocht van U, Heer God, nog een beetje blijven leven. Hij zelf zag dat niet zo zitten. Thuis, werken op het schamele boerenbedrijfje van zijn ouders en zijn zuster lukte hem niet. Eten van de familiedis en zelf niets inbrengen, dat gaat toch niet. Hij trekt weer weg en ontmoet een priester wie hij zijn beklag doet over zijn bestaan-belemmerende handicap.
De priester laat hem uitrazen en zegt dan: "Man waar maak je je toch zo druk om. Neem God nou! Die heeft zelf ook geen linkerhand". "Hoe dat zo?"
"Wel, dat staat toch duidelijk in de Bijbel. Tot alle heilige en schuldeloze zielen zegt Hij - met één brede armzwaai - te komen zitten aan Zijn rechterhand. Alles wat slecht is en niet deugt gaat recht uit naar de hel. God heeft dus nergens een linkerhand voor nodig. God heeft niets onnodigs geschapen en dus heeft Hij die hand niet."
Baltasar Zeven Zonnen ging naar de smid en liet deze een haak maken, die hij ingenieus met riemen aan zijn arm kon vastmaken. Hij verwierf zich grote vaardigheden met die haak en werd een man van vele markten thuis.
God, de schrijver heeft misschien niet eens willen zeggen wat ik hier las ...
Arme kleine mens die zo hulpeloos en onthand in het leven staat; kleine mens die geen woorden vindt om je schepper te belijden en te bidden, van God mag je bestaan. Voor Hem ben je evenveel waard als de groten der aarde en de bollebozen der kennis.
Zeg eens Heer, heb ik het zo bij het rechte eind? Geef het ons dan Uw domme, goedwillende kinderen te zijn.
Een lieve groet van Uw
Martha