God,

Er lijkt toch echt iets niet helemaal te kloppen in Uw bestel, in de gang der seizoenen. Zomer, herfst, winter, lente, alles is anders dan anders.

Heetste, droogste, zachtste, natste, keer op keer -ste, records in drie eeuwen. Dat met kerstmis de toverhazelaar bloeit, de helleborus of de winterjasmijn is niet verbazingwekkend, maar zo'n ijle wolk prunus moet toch op de lente wachten net als de azalea praecox.

Carnaval kwam net in zicht, toen waren ze er al, narcissen in vol-gele glorie, te gek! Paaslelies noemen ze hier die bloemen toch? Acht, negen
weken te vroeg. Dag aan dag verwondering over wat al bloemen draagt, wat al aan pril groen is ontsproten.

In mijn tuin zit hier en daar prachtig mos op de stenen. In een waterig sprankje zon zag ik er schitterend rode bloempjes tussen, maar zo groot, dat kan toch niet? Het waren dan ook lieveheersbeestjes in januari. Op wat jong gewas dat onder het verjaarde gevallen eikeblad uitpiepte zat een grote groene rups. Een muggezuil boven de coniferen, een eenzame hommel rond mijn hoofd. Het heette nog winter. De tijd er voor moest eigenlijk nog komen.

Heerlijk dat je over deze fenomenen met iedereen kunt praten, met de
buurman over de heg, met de mevrouw die langs de voortuin wandelt, met de kapper, de SRV-man en de pastoor, eensgezind over Uw wondere werken.

Hier en daar een nuance meningsverschil, maar dat mag geen naam hebben. God, wat zou het toch mooi zijn, als Uw christenvolk op dezelfde manier kon spreken over Jezus, Zijn wrede maar weldoende dood, die Hem voor, eeuwig onder ons doet leven.

Ruimte voor een gelovig vrij geweten, ook als het niet helemaal gelijkvloers ligt met wat de kerk leert. Durend in gesprek met elkaar in alle geledingen, ons warmend aan het vuur en het licht van pasen.

De aarde zou Uw hemel kunnen worden. Goede Vader, ik groet U, Uw dochter
Martha