God,
Het is bijna dertig jaar geleden dat we van woonplaats wisselden en dus ook van parochie.
Toentertijd was Sebastiaan daar kerkmeester. Mede daardoor hadden we een vriendschappelijke band met de pastoor en ook wel met de elkaar opvolgende kapelaans.
Toen we weggetrokken waren bleef het contact met de pastoor in stand, ook toen hij zes jaar later met emeritaat ging en zijn intrek nam bij de zusters in een ander dorp dan het onze.
Hoewel onze geloofsopvattingen en ons kerkbegrip op den duur beslist niet strookten met die van de pastoor bleven we elkaar enkele malen per jaar bezoeken of schrijven. Dat is nu voorbij. U hebt de pastoor kort voor zijn negenentachtigste verjaardag thuis gehaald.
Hij werd begraven op het kloosterkerkhof: Een begrafenis zonder tranen maar ik ben er wel door aan het denken gezet.
Het kerkhof, eindeloos lange rijen kleine zandheuveltjes met witte kruisjes.
Rijen gestorven zusters allen verschillend in haar aards bestaan, in eeuwigheid allen gelijk.
Het graf van de pastoor was gedolven aan de voet van het Golgotha-kruis.
Ik weet niet of hij daarvoor heeft gekozen, of dat de zusters hem die plaats hadden toegedacht. Een monument?
Ik ben naar een stadskerkhof gegaan om verder te denken.
Platte en staande stenen, kruisen klein en groot en enorme bouwsels als rijke tombes, hier en daar wat bloemen en een bladritselend struikje.
God, hebben wij echt van die monumenten nodig om de doden in onze aandacht te bewaren.
Zou je gestorven zijnde zó aan de aarde gekluisterd willen blijven, vraag ik me af. Of is het letterlijk tot stof weerkeren beter geëigend om eeuwig te zijn. Ergens en overal ... stof. Monumenten, je ziet er vandaag de dag zoveel omgehaald worden ... ook gedachtenissen aan mensen, van mensen, goed en slecht.
Het leven hebben we ontvangen en van leven ga je dood. U weet tijd en uur. Laat U dan mijn wens in vervulling gaan, begraven te worden aan de voet van een boom, dan kan ik langzaam opklimmen naar U.
Uw liefhebbende Martha