God

Halverwege het jaar 1991 al bijna en de grote uittocht staat weer voor de deur.
Gewoonlijk tob ik niet zo met het gevoel er eens uit te moeten, maar nu toch diep in mijn hart kriebelde er iets.

Nu kun je nog goed uit de voeten Martha, zou je niet tóch voor het niet meer gaat?

Ik had de zaterdagse stedelijke krant voor mijn neus.

Twee bladzijden met ruim driehonderd advertenties voor vakantiemogelijkheden. Prachtig. Of driehonderd niet genoeg was om uit te kiezen, bood de Volkskrant diezelfde zaterdag het driedubbele aantal tips.

Dagblad Trouw spande de kroon, zes pagina's met tweeduizend honderdenzestig aanbiedingen.

Toen wist ik het niet meer en zag er van af Sebastiaan een vakantievoorstel te doen.

Ik heb er nog eens over nagedacht. De week van Hemelvaart waren 800.000 Nederlanders van huis in eigen land en bevolkten één miljoen buitenlanders hotels en campings. Met Pinksteren was het al niet anders.

Plezierig allemaal, even weg uit de sleur, uit het alledagsgedoe. Onwillekeurig gleed mijn denken naar al die arme, arme mensen die onvrijwillig trekken, onvrijwillig ver van huis verblijven in kampen of zomaar onder de blote hemel, hongerend en dorstend bedreigd door ziekte, uitputting en dood. Ik kan die twee "reisverhalen" niet in evenwicht krijgen. God, wat een gekke wereld toch.

Niettemin gaat half Nederland, gaat de halve mensheid in deze maanden op stap.

Heer, zie genadig op ons neer. Moge het zien van andere landen, steden en dorpen, van andere natuur, van andere cultuur de ogen openen voor alle waarden die hier en elders verankerd liggen.

Vervul Uw trekkend volk met respect voor al wat leeft, voor alles wat uit Uw hand gevormd is tot woonplaats.

Gun de verstrooiden, vrijwillig of noodgedwongen, een veilig weerkeren naar huis en laat mensen daar voor elkaar geluk, vrede, veiligheid en voorspoed scheppen.

Houdt Uw wakend oog op ons gericht, zo bidt Uw liefhebbende
Martha