God,

De weg, die het hart van ons dorp met de binnenstad verbindt, is afgesloten voor alle verkeer. Het wegdek moet worden vernieuwd. Je staat ervan versteld hoeveel automobilisten toch proberen de hindernissen te nemen.

Het lukt niet en dan moeten ze op een of andere manier terug, volgen niet de aangewezen route, maar zoeken allerlei sluipwegen door de smalle straatjes.

Toen het onderhoudswerk een aanvang nam zei Sebastiaan al: "Als je het mij vraagt, zullen er de eerstkomende zes weken wel veel ongelukken gebeuren". En ja hoor, bijna alle straathoeken hebben al aanrijdingen en bijna-botsingen gezien. Ik waag me niet meer op de fiets in het gekriemel. Te voet, op het trottoir ben je net nog veilig. Nadenkend over deze toestanden kwam ik vanzelf bij de grote zomervolksverhuizing terecht.

Wat bij ons in het klein aan de hand is, zal op 's werelds wegen in het groot gebeuren: elkaar in de weg zitten en langs sluipwegen her en der de rust verstoren.

Een beetje zwart-wit, ik weet het. God, U hebt Uw mensen een vaste stee toegewezen, de hof van Eden. Het was niet genoeg. Altijd weer zijn Uw kinderen op onderzoek uitgegaan, wilden verder kijken, verder weten, zochten het avontuur.

U hebt er zelf ook wel Uw steentje aan bijgedragen, laten we eerlijk wezen.

In vogelvlucht denk ik dan maar aan Abraham, aan Jozef en Jacob met zijn hele familie, de wijzen uit het oosten, Jozef en Maria, Paulus, Willibrord, Peerke Donders en ...

De motieven van Uw volkje van vandaag zullen doorgaans wel niet dezelfde zijn als die van bijbelfiguren en missionarissen, maar reizen is voor allen het resultaat.

Wij willen ons korte tijd onttrekken aan de sleur van alledag. Ook als het eigenlijk niet kan is er de tendens van er recht op te hebben. Ik zal het niet betwisten. Verder kijken, andere streken zien, andere culturen proeven, het verrijkt. Het is een gegevenheid die eind twintigste eeuw gewoon bij het leven hoort.

Heer, ik heb U wat te vragen.
Laat Uw wakend oog gaan over wat in ons wereldje nu staat te gebeuren.
Ik bid U dat mensen die andermans leef- en woonplaatsen overspoelen weten gast te zijn. Laat ze oog hebben en eerbied voor Uw rijk, daar gevestigd, voor de schoonheid en het voortbestaan van Uw schepping. Wees reisgenoot en metgezel voor allen op Uw, 's Heren, wegen.

Geef dat Uw kinderen veilig en ongekrenkt keren naar hun eigen erfdeel, de plek waar ze thuis zijn, waar op ze wordt gewacht.

Ik blijf hier in dankbaarheid bij de weldaden die U ons gunt,
Uw liefhebbende Martha