God,

Ik heb lang niets van me laten horen. Ja, dat krijg je zo in de drukke dagen aan het eind van het jaar. Drukke dagen, dat mogen we wél zeggen. Niet zozeer binnen het kleine, vaak kneuterige familiegebeuren bij de winterse feesten.

God,

In het blad Informatie van het Dekenaat Tilburg-Goirle las ik een stukje over oecumene binnen de protestantse kerken. Het was me uit het hart gegrepen. En meer nog dan de tekst het plaatje, dat erbij was getekend.

God,

Dit is minstens de derde keer dat ik begin met een brief aan U. Telkens was ik er aan bezig en moest ik halverwege afbreken, omdat er andere dingen te doen waren.

God,

Negentienhonderdnegentig heet al weer mei. De tijd verglijdt als droog zand tussen je vingers. Zo is het Kerstmis, een diepe zucht en gekomen is de lieve mei, Maria!

Lieve Martha,

Ik vermoed dat het al weer lang geleden is geweest dat je jong en verliefd was.

God,

De weg, die het hart van ons dorp met de binnenstad verbindt, is afgesloten voor alle verkeer. Het wegdek moet worden vernieuwd. Je staat ervan versteld hoeveel automobilisten toch proberen de hindernissen te nemen.

God,

De vakantieperiode is al weer ruimschoots afgesloten. Vrij zijn, niets doen dan dat waar je zin in hebt, is weer ingeruild voor het gareel van alledag.

God,

Ik moet U na zoveel weken toch nog een voorval uit de vakantieperiode vertellen. Ik heb er toen al veel over nagedacht. Het was weer even weggeëbd, overspoeld door andere actuele zaken.

God,

Vroeger was het van de grote vakantie tot Kerstmis een hele ruk. Wat konden we verlangen naar die twee weken wintervrij.

God,

Vorig jaar omtrent deze tijd beklommen we de ladder naar de zevende hemel. Dictaturen en muren werden omvergehaald. Vrede op aarde aan de mensen van goede wil.