God,
De afgelopen week was ik een dagje alleen op stap gegaan naar een oude vriendin in de Randstad. Ik kwam in de loop van de dag thuis, op een tijdstip dat Sebastiaan mij niet verwachtte. Hij was er dan ook niet. Nog met mijn mantel aan stapte ik de woonkamer in en toen overviel mij een gevoel van enorme beklemming.
Er stond een gebruikt kopje op tafel naast een opengeslagen boek met daarop een lees-klare bril. Bastiaans bril. Ik liet me in zijn stoel zakken en dacht met ontzetting aan de gekapseisde veerboot van kort geleden. Zo moeten er mensen in Engeland, in Belgiƫ en waar nog meer ook thuis gekomen zijn, alleen ...
Alleen met al het huiselijke dat je samen deelde, alleen met een leegte die nooit meer gevuld zal worden. Stel het je toch eens voor!
Ik hoorde de sleutel in het voordeurslot. God, U zij dank, ik was niet alleen. Later heb ik Sebastiaan uitgelegd waarom ik daar op zijn plaatsje zat. Daarna heb ik er nog eens over nagedacht. Wat een zegen dat wij al zo lang, al meer dan veertig jaar, gelukkig samenzijn. Samen in liefde, die meer gevoed is geworden en steeds gevoed wordt door oprechte vriendschap dan door alles waarmee we vroeger geacht werden te willen zondigen tegen het zesde en het negende gebod. Liefde en kameraadschap die ruimte laten om het hartgrondig on-eens te zijn, evengoed als het eens te zijn. Verschil van mening betekent immers geen ruzie of afvalligheid.
Het zou goed zijn, Heer, als dat door mensen beter werd begrepen. Dan is de kans op een lange echtverbintenis best aanwezig. Het zou trouwens voor Uw Kerk op aarde ook niet slecht zijn als dat werd begrepen.
Vader in de hemel, ik groet U,
Uw dochter Martha