God,
Vanmorgen kwam een van mijn vriendinnen op koffietijd binnenvallen. We lieten het afgelopen Sinterklaasfeest de revue passeren en babbelden over de aanstaande einde-jaarsfeesten. Wie van de kinderen komen thuis en wat zullen we de familie aan feestmaal voorschotelen?
Op een ogenblik heb ik verzucht: "Wat zou het heerlijk rustig en gemakkelijk zijn als ik nog in de kerststallen-Jezus kon geloven." Het heeft me de dag verder beziggehouden: wat heb ik toch gezegd, hoe kom ik daar nou bij?
Heer, U weet dat ik geloof, met hart en ziel geloof in Uw Zoon Jezus Christus. De man uit Nazareth die mensen Uw liefde leerde, die Uw woord sprak en ons heil aanzegde.
Maar ik merk wel dat ik me van jaar tot jaar meer en meer ga afzetten tegen het zoete beeld dat we over zijn komst in de wereld hebben opgebouwd. Dertig, vijfendertig jaar geleden vertelde ik de kinderen bij het adventhuisje de traditionele verhalen. Elke dag ging er een raampje open waar het licht van een kaarsje doorheen viel. Dan waren we weer een stapje dichter bij het kribje, de herders en de koningen. De tranen konden me in de ogen springen, zo mooi, zo lief, zo warm.
Maar Jezus en zijn ouders hadden het koud en ze bestierven het van ellende. Simeon, de vrome man in de tempel, sprak: "Zie, dit kind is bestemd tot val of tot opstanding van velen in Israƫl, tot een teken dat weersproken wordt."
Ik denk aan dat kleine meisje in Colombia. Beklemd tussen muur en modder met haar snuitje net boven het water. Ze sprak over redding, over hoop op toekomst. Ze werd bevrijd en ze stierf. Val tot opstanding?
De plotselinge dood voor vijfentwintig duizend mensen ..... val tot opstanding? Voor zo'n ramp kan geen schuldige worden aangewezen, maar hoe vaak vallen doden door mensenhand of worden mensen geknecht en monddood gemaakt.
Heer God, negentienhonderdvijfentachtig keer Kerstmis en nog hebben we Jezus' les niet geleerd.
Toch laat U ons niet vallen. Uw Zoon die U in de wereld hebt gezonden blijft ons nabij.
Dank U, dank U duizend maal.
Uw Martha