God,
Het werd hoog tijd om U weer eens te schrijven, maar eigenlijk kon ik er niet goed toe komen. Ik ben bedroefd en diep teleurgesteld door alles wat er de laatste weken in onze Kerk is gebeurd. Er is al zoveel over gezegd en geschreven dat ik alles wat ik U had willen zeggen of willen vragen al eens door iemand anders verwoord heb gehoord of gelezen.
Heer, wat moet je er toch mee als een aartsbisschop en een zeer roomse katholiek een welles-nietes ruzie in het publiek uitvechten?
Met veel geheimzinnigheid omgeven krijgt ons bisdom plotseling een bisschop binnengeschoven, die door velen niet wordt gewenst, ook niet door mij. Ik heb de laatste twintig jaar onder bisschoppen, die ook Uw H. Geest hebben ontvangen, geleerd zelf over mijn geloven na te denken, geleerd om zelf verantwoordelijkheid te dragen voor mijn geestelijk leven. We moeten gehoorzaam terug in de ene heilige, eenvoudige kudde. "Het is Gods wil", zo horen we van hoger hand.
Ja, dat heb ik meer gehoord. "Dieu le veut". Duizenden kinderen werden om het H. Land te verdedigen de dood ingejaagd in de kinderkruistocht.
Uw opdracht aan Uw volk en hun herders is toch de liefde?
Sebastiaan heeft me willen troosten. Hij kwam bij me zitten met een oude dichtbundel en las me voor: De ballade van de boer, van Werumeus Buning.
"Zoo menigeen lei den ploegstaart om
En deed het werk niet voort,
Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied
En de boer, hij ploegde voort."
Oh Heer, de crocussen bloeien in volle glorie, de wilg draagt al zijn donzen katjes. Het leven barst weer uit de harde grond. 't Is lente, 't wordt Pasen.
Algen, we leggen de ploegstaart niet om. We gaan gewoon door!
Uw Martha