God,

Hebt U Ciska ook gezien in de kapel van Onze Lieve Vrouw ter Nood. Ik liep er binnen om even van de stilte te genieten, uit te rusten en even aan U, aan mij, aan ons, aan eeuwigheid te denken. Daar zat ze helemaal verloren. Toen ze opstond en wegging, liep ik haar na, om een praatje; ik had haar al zo lang niet meer gezien.

Ze vertelde me wat ze U ook heeft verteld. Haar kleinkind was ernstig ziek geworden en er kwam maar geen verbetering in zijn toestand, wekenlang niet.

Als moeder kun je voor een ziek kind nog iets doen, als oma was er niet veel meer dan in de verte afwachten en verdriet hebben. Toen de onzekerheid zichtbaar begon te kwellen, zei ze op een middag tegen haar man: `Jan, ik ga een noveen houden, er moet iets gebeuren".

Een uur later zat ze in de schemerige kapel en wilde bidden, zoals ze dat van huis uit kende en jaren en jaren had gedaan. De weesgegroeten aaneen rijgen, dat ging nog wel, maar voor haar gevoel was het niet waarvoor ze was gekomen. Helemaal ontdaan kwam ze laat in de middag thuis: "Jan, ik kan niet meer bidden".

's Anderendaags ging ze toch weer terug naar de kapel en de volgende dagen ook. Ze praatte, verweet, vertelde, bood aan, vroeg, aanvaardde ... ze bad en had het zelf niet in de gaten. Ze bad negen dagen volgens de belofte en toen het niet meer nodig was, bleef ze op gezette tijden komen. Vindt U het zo niet net zo goed, of beter misschien, dan eindeloos rozenhoedjes prevelen, waar je gebed een omweg maakt over negenenvijftig kralen en een kruis. Toch moet zo'n plek van stilte, zo'n kapel, er zijn en open blijven. 't Is fijn, om bij Marieken thuis met haar, haar Vader en haar Zoon te praten.

Dag vader, groet Maria,

Uw Martha