God,
zover is het dan nu gekomen!
Ik heb vandaag de brief bij de pastoor in de bus geschoven, waarin ik verzoek me uit te schrijven uit het ledenbestand van de R.K. Parochie en alle hiërarchische traptreden van de kerk, waar dat nodig mocht zijn. Via deze weg zal ook in het gemeentelijk bevolkingsregister bij mijn naam het R.K. wel worden doorgehaald. Heel vaak heb ik al over deze stap nagedacht en telkens weer tot mezelf gezegd: Als je er een punt achter zet moet je verder je mond houden. Dan kun je niet meer van binnenuit werken aan je idealen voor een hedendaagse geloofsbeleving. Je wordt een roepende op afstand die nog moet zwijgen ook. Dan ging ik toch weer op dezelfde voet voort.
Wat noopt me nu om tot een breuk te besluiten. Ik heb in mijn brieven aan u zo vaak gesproken over onze vier jongens, mannen, gezond van hoofd, lijf en leden en fier en levenslustig om er iets van te maken. Helaas werden twee van hen als homoseksueel ziek en zondig verklaard en verguisd door de Kerk. Verguisd zo voel ik me ook. Beseffen de kerkelijke overheden en uiterst leerstellige bedienaren niet dat ze ouders van homo-kinderen schuldvragen aanpraten door dit ziek en zondig verklaren en het uitsluiten van de heilsmiddelen van de kerk?
Ik ben dat doemdenken zelf wel te boven, maar er schuilt zoveel wanhopig verdriet om het wreed en harteloos oordelen. God, ik ben overtuigd dat uw hart groter is en uw oordeel milder over “waar christen zijn” dan die van het instituut Kerk van Rome.
Niettemin was de gang naar de pastorie niet zomaar een loopje. Elke stap telde en ik ben niet van harte blij met de rust die over me is gekomen. Het zal wennen zijn.
Ik ben in een christentraditie geboren, heb in een christentraditie geleefd en gewerkt;
aan die traditie blijf ik trouw.
In een u warm toebehoren noem ik mij
uw liefhebbend kind
Martha