God,
Nu ik zit te schrijven gaan in de tuin de bomen gebukt onder een dikke vracht sneeuw.
Als mijn brief u bereikt, staat de lente voor de deur. Zo gaat dat. In korte tijd kan er veel veranderen, heel veel. Toen we het feest vierden van de komst van het licht der wereld, de belofte van vrede op aarde aan de mensen van goede wil, konden we nog hoop hebben.
Het feest van de Verrijzenis van Uw Zoon Jezus Christus is aanstaande ...
Jawel, maar eerst nog een zwarte nacht van oorlog en geweld, van puin en dood.
Weliswaar een oorlog op afstand maar beelden gaan sneller dan brieven. We leven en lijden mee aan de ellende al vallen er geen bommen op onze huizen. We slapen ongestoord, we hebben ons natje en droogje en straks zijn er de paaseieren. En toch ...
Vader. Dat bent U toch?
Saddam bidt om de overwinning tot Allah. Dat bent U toch?
In Israel wordt gebeden tot Jahweh om in vrede verschoond te blijven van scuds. U bent toch Jahweh?
Betekent dan al dat bidden niets anders dan rechtvaardiging trachten te vinden voor eigen denken en doen?
anneer zullen wij mensen U toch de kans geven het opstaan uit de duisternis naar het licht mogelijk te maken? Herrijzenis uit meedogenloze machtsbegeerte, verrijzenis tot liefde, tot welzijn van Uw schepping aarde en al haar bewoners.
Heer moge het een echt en durend Pasen worden, dat bidt Uw liefhebbende
Martha