God,

Een verwoed krantelezer ben ik niet. Ik blader graag, noteer in m'n bol de koppen van de artikelen die ik later alsnog wil doornemen.

God,

Nu ik zit te schrijven gaan in de tuin de bomen gebukt onder een dikke vracht sneeuw.

God,

Goede Week en Pasen behoren tot het verleden. Zelfs beloken is al weer voorbij en toch denk ik er steeds weer aan terug. Op zich hebben de plechtigheden dit jaar niet zo'n indruk op me gemaakt.

God,

Toen ik vannacht even uit mijn slaap gehaald was overwoog ik mijn aards bestaan, verleden, heden, toekomst. Het heden van de hele wereld komt door de media dagelijks in alle hevigheid op ons af.

God

Halverwege het jaar 1991 al bijna en de grote uittocht staat weer voor de deur.
Gewoonlijk tob ik niet zo met het gevoel er eens uit te moeten, maar nu toch diep in mijn hart kriebelde er iets.

God,

Elk jaar weer opnieuw krijg je in de zomermaanden het idee dat driekwart van alles in de wereld stilstaat. De loodgieter komt de lekkage niet repareren, hij is met vakantie.

God,

Het is bijna dertig jaar geleden dat we van woonplaats wisselden en dus ook van parochie.

God,

Het is nu mijn beurt om een boek te lezen, dat Sebastiaan met zijn verjaardag kreeg. "Een man uit het dal van Spoleto" van Hélène Nolthenius.

God,

De eenentwintigste eeuw is al weer een jaartje dichter in zicht. We zijn toe aan de laatste happen van negentienhonderd een en negentig.