God,

Een tijdlang las ik in het Bisdomblad geregeld een kreet die iedere keer weer m'n wrevel opriep. Nu ik hem niet meer vind, mis ik hem. "Ik wil weten wat ik geloof!"

God,

Ik ben in het nog maar nauwelijks begonnen jaar van de ene verbazing in de andere gevallen. Ik bedoel eigenlijk speciaal wat de natuur betreft.

God,

Ik heb zitten kijken naar de manifestatie in de Schouwburg ter gelegenheid van het afscheid van de burgemeester. Er werd een gamma van beelden ten tonele gevoerd uit het culturele leven in de stad, waar hij dertien jaar burgemeester was.

God,

De doden kunnen per dag worden geteld, dat wel, maar het is oorlog. Dezelfde die duizenden jaren geleden ook al werd gevoerd. Arme volken, arm land.

God,

Eigenlijk zou ik vandaag mijn brief niet aan U moeten schrijven maar aan MEN. Wat ik U nu wil toevertrouwen en wat ik U heb te vragen zult U niet alleen afkunnen, vrees ik. Daar zullen mensen U bij moeten helpen.

God,

Het lijkt wel of het tegenwoordig twee keer per jaar Nieuwjaar is. Tussen twee jaartallen in vieren we einde en nieuw begin.

God,

De goudkoorts-epidemie is gelukkig weer geluwd. U zult wel verlicht hebben ademgehaald toen de Olympische vlam werd gedoofd. Wie zult U toch het winnen hebben moeten gunnen bij al die, ongetwijfeld eerlijk gemeende, bekruiste voorhoofden en de geprevelde schietgebeden.

God,

Enkele weken geleden waren we in ons dorp met ons alle-achttienduizenden volstrekt onthand. Problemen met de gasvoorziening. Alle kranen dicht!