God,

Wat een mens al niet door het hoofd gaat als hij in een bijna wekelijkse stormnacht de slaap niet kan vatten. De wind deed de pannen op het dak een heksendans uitvoeren en ik hoorde het kreunen in de kruinen van de bomen, op de weg en achter in de tuin.

Martha  schrijft met de regelmaat van 'Informatie', het blad van het dekenaat Tilburg-Goirle, brieven aan God.

God,

Hoe zult U toch Uw mensenvolk op aarde dag in dag uit bezig zien. Hoe het omgaat met Uw schepping, hoe het woont en werkt, hoe het zich ontspant, rust en slaapt tussen donkeravond en dageraad.

God,

Toen ik U vorigmaal schreef, heb ik het tot slot over een stukje geloofsbelijdenis gehad, wat vertaald in eigen woorden, weet U nog? Vroeger leerden we ze in de katechismuslessen uit het hoofd; de twaalf artikelen des geloofs. We konden ze opdreunen, nauwelijks beseffend wat we precies allemaal zegden te geloven.

God,

Na jaren zijn Sebastiaan en ik weer eens op vakantie geweest. Een weekje rustigjes samen op stap; zomaar eens wat anders dan gewoon. Heel fijn!

God,

Al enkele weken heb ik een ernstige zorg die ik nog niet goed wist te verwoorden. Een paar dagen geleden echter las ik in het weekblad "Hervormd Nederland" in een cursiefje ongeveer wat mij door het hoofd speelde en nu schrijf ik er U toch maar over.

God,

De samenleving is vervuld van het woord bevrijding. In alle toonaarden wordt vreugdevol herdacht dat op 27 oktober voor veertig jaar onze goede stad en de ommelanden werden bevrijd van de Duitse overheerser. Ik was er niet bij; ik woonde nog niet hier.

God,

Ik zou U nu wel een brief van tien kantjes kunnen schrijven, over alles wat ik hoor en lees en waar ik zo mijn vragen bij heb, en waar ik voor zou willen bidden en pleiten.

God,

Uren, dagen, maanden, jaren vlieden als een schaduw heen. Ach, ze vlieden hoe wij klagen ... Nu stokt mijn geheugen.