God,

Onze Vader, die in de hemelen zijt. God mijn Vader. God mijn vader; een mooie gedachte, een Vader in de hemel. God en Vader, almachtige Vader.

God,

Ik geloof in God, de almachtige Vader, schepper van hemel en aarde en in Jezus Christus, zijn enige zoon, onze Heer...., ik geloof in de ene heilige katholieke kerk ....

God,

Op 10 mei is het roepingenzondag, heb ik ergens gelezen. Ik meen, dat het de tweede zondag van mei altijd moederdag is en, aangezien ik niet zo weg ben van die moederdagviering, was ik benieuwd met wie of wat ik die dag nu zou moeten delen, kerkelijk gezien dan, hè.

God,

Omdat Bastiaan op reis was voor zaken, was ik een paar dagen te logeren bij mijn vriendin. Niet echt ver en uit, maar gewoon gezellig, niet alleen. Juist een van die dagen moest Miek met haar zangkoor een huwelijksmis opluisteren en dus ging ik maar belangstellend mee.

God,

Al eerder heb ik er eens met U over gesproken. Wat bedoelen we toch als we zeggen: Och, dat is menselijk. Ik kwam daar afgelopen week op en ik heb er sindsdien bijna dagelijks over nagedacht.

God,

U maakt het me deze keer niet moeilijk om, tegen het einde van het kerkelijk jaar, aandacht te schenken aan doden en levenden, aan allerheiligen en allerzielen, gemeenschap van de heiligen, tijd en eeuwigheid.
Ik ben platgeslagen en uitgeknepen.

God,

Al een hele week zag ik mijn wasdag niet zo zitten. Regen, regen en nog eens regen. Buiten drogen in een lekker bol windje, het was er niet bij, maar het kon toch echt niet langer wachten.

God,

Op het ogenblik, dat ik U zit te schrijven, wonen we in een kerstkaart. Kunt U het zich voorstellen? Ach ja, natuurlijk, U maakte hem immers zelf.