God,

Ik schrijf U maar, want ik kreeg geen gehoor ... Ja, ik heb geleerd, al lang geleden, en gepraktiseerd, minder lang geleden, dat je moest vertrouwen op Uw woord, Uw toezegging: vraagt en ge zult verkrijgen, klopt en u zal worden opengedaan. Ik heb Rozenhoedjes aaneengeregen, ik heb uit de boeken gebeden gezegd, me gevoegd bij de biddende schare van Uw gelovige volk in de kerken, ik heb zo maar geroepen ...

Luisterde U echt wel?

Waar was dan toch Uw weerwoord, waar is Uw weerwoord? Was het, is het zo onmogelijk wat we vragen, of lag het antwoord daar, waar we het niet konden horen? Ligt het aan ons dat we niet verstaan?
Ik bid niet meer. Nee, dat is niet waar. Ik bid wel, maar niet meer zó. Mijn knieën willen niet meer krom. Ik wil ze niet meer krom, maar ik wil wel een gesprek met U.

Ja dat is het. Als ik achter de stofzuiger aanloop, of de borden een voor een bewerk met de vatenkwast, of de hond uitlaat, wil ik met U praten onderwijl. Niet, dat ik vind, dat U geen andere, helemaal vrije tijd waard bent, maar bij al dit soort bezig zijn is mijn geest vrij en U hoort, dacht ik, toch ook in die gewone dingen thuis. Als man en kinderen thuis zijn, eisen die mij op en dan ben ik niet vrij voor een praatje. Maar verdomme nog toe ... oh nee Heer, doe dat toch maar niet, sorry, een praatje. Ja ik praat, maar waarom zegt U toch niet eens iets terug, ik heb het zo nodig. Ik zou zo graag weten of U me hoort, of U me een schouderklopje zou kunnen geven, of ik op de goede lijn zit. Laat eens iets van U horen.

Ik houd van U en groet U.

Uw Martha